Samenvatting Jummah Khutbah 9-8-2024

De wonderbaarlijke zaak van de gelovigen.

Alle lof zij Allah (subhanahu wa ta’ala), de heer der werelden; wij prijzen hem en smeken zijn hulp en vergiffenis; wij geloven in hem en stellen geheel onze vertrouwen op hem; wij smeken Allah’s bescherming tegen het kwaad in ons zelf en de kwade gevolgen van onze daden. Wie Allah recht leidt kan door niemand misleid worden en wie hij laat om te dwalen kan door niemand  geleid worden.

Ik getuig dat er geen ander god is behalve Allah (subhanahu wa ta’ala); Hij is enig zonder genoten; er is geen gelijk aan Hem; geen gelijkenis van Hem; geen zoon heeft Hij en er is niets dat op Hem lijkt. En ik getuig dat onze leider, onze profeet, Muhammad Mustafa (salallahu alayhi wa salam) de knecht is van Allah en zijn ware boodschapper. Hij was gezonden naar de gehele mensheid (in het bijzonder) en naar de gehele schepping (in het algemeen), als aankondiger van een blijde boodschap en als waarschuwer alvoor de dag des oordeels.

Wie gehoorzaam is aan de boodschapper van Allah, is reeds gehoorzaam aan Allah, en wie opstandig en ongehoorzaam is aan Allah en zijn boodschapper doet niemand kwaad dan zichzelve, en kan Allah niet eens in het geringste kwaad doen.

Moge de vrede, zegeningen en salutaties van Allah met hem zijn. En met zijn vrome en pure nakomelingen en zijn schitterende metgezellen. En allen die in hun voetsporen volgen in al het goede tot op de laatste dag; en veel meer salutaties hierna. (ammaa ba’d):

O dienaren van Allah (subhanahu wa ta’ala)! Vreest Allah en wees voorzichtig met uw plicht jegens Allah; jegens zijn geboden en verboden; en ik adviseer jullie en mezelf om godvrezend te zijn jegens Allah – de heer van macht en majesteit; want voorwaar! Allah heeft bepaalde zaken bevolen, doe ze dan; en hij heeft bepaalde zaken verboden, laat ze dan.

En Allah (subhanahu wa ta’ala) heeft gesproken in zijn eeuwige woord, de glorieuze Qur’an, in surah al-Baqarah vers 1–8:

[1] Alief laam miem.

[2] dit is een volmaakt boek, daar is geen twijfel aan; (het is) een richtsnoer/ leiding voor de godvrezenden.

[3] (dat zijn) degenen die in het onzienlijke/ onzichtbare geloven; en degenen die het gebed onderhouden; en degenen die, met hetgeen wij hun hebben geschonken, uitgave doen (aalmoezen geven).

[4] en degenen die geloven in hetgeen u is geopenbaard en in hetgeen vóór u is geopenbaard; en degenen die een standvastig vertrouwen hebben in het hiernamaals.

[5] zij zijn het, die de leiding van hun heer volgen en zij zijn het die zullen slagen.

[6] voorzeker! Zij die de waarheid verwerpen, het is hun om het even, of gij hen waarschuwt, of dat gij hen niet waarschuwt – zij zullen niet geloven.

[7] Allah heeft hun harten en hun oren verzegeld en over hun ogen is er een sluier; en voor hen is er een zware bestraffing. [8] en er zijn mensen, die zeggen: “wij geloven in Allah en in de laatste dag, hoewel zij geen gelovigen (niet gelovig) zijn.”

Geachte broeders en zusters!

Vandaag gaan we het hebben over de ware mo’min (gelovige).

In surah al-Baqarah opent Allah (subhanahu wa ta’ala) zijn woord met de onderverdeling van de mensheid in drie categorieën:

1-al-muttaqien : de vrome gelovigen

2-al-kaafiroen : de ongelovigen (verwerpt de waarheid)

3-al-munaafiqoen : de huichelaars.

De bovenvermelde verzen van surah al-Baqarah geven ons de onderverdeling van de drie groepen als volgt:

Groep 1 is beschreven in verzen 1 – 5.

Groep 2 is beschreven in verzen 6 – 7.

Groep 3 is beschreven in verzen 8 – 20.

De mo’min is vermeld in de heilige Qur’an, als degenen die succes zullen boeken:

Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt in surah Mo’minoen:

[1] voorwaar! De gelovigen zijn geslaagd.

[2] (dat zijn) degenen die ootmoedig zijn in hun gebeden.

[3] en degenen die de ijdelheid afschuwen.

[4] en degenen die de zakaat betalen.

[5] en degenen die hun begeerten beheersen.

[6] behalve met hun vrouwen of wat hun rechterhand bezit, want dan treft hen geen verwijt.

[7] doch, degenen die deze perken te buiten gaan, zullen overtreders zijn.

[8] en degenen die zorgzaam zijn voor het hun toevertrouwde zaken en voor hun overeenkomsten.

[9] en degenen die hun gebeden verrichten (onderhouden).

[10] dezen zijn de erfgenamen,

[11] die het paradijs zullen beërven. Daarin zullen zij vertoeven.

Als degenen die Allah (subhanahu wa ta’ala) beloofd heeft te redden in surah Yunus:

Dan redden wij onze boodschappers en de gelovigen.

En het is ons plicht de gelovigen te redden.

Als degenen die Allah (subhanahu wa ta’ala) beloofd heeft te helpen in surah Ruum:

En het was onze plicht de gelovigen te helpen.

En in surah al-Anfaal geeft Allah (subhanahu wa ta’ala) een beschrijving van de mo’minien:

[2] ware gelovigen zijn slechts degenen wier hart vol vrees klopt, wanneer de naam van Allah wordt genoemd en wanneer zijn tekenen hun worden voorgelezen, doet dit hen in geloof toenemen en op hun heer vertrouwen.

[3] die het gebed onderhouden en van hetgeen, waarmee wij hen hebben voorzien, spenderen,

[4] dezen zijn de ware gelovigen. Voor hen zijn graden bij hun heer, vergiffenis en een waardige voorziening.

In surah at-Taubah vermeldt Allah (subhanahu wa ta’ala) het contract dat hij aangaat met de gelovigen:

Voorzeker, Allah heeft van de gelovigen hun persoon (zelf) en hun bezittingen gekocht in ruil voor het paradijs – zij vechten voor de zaak van Allah en zij doden en worden gedood – een onfeilbare (ware) belofte in de Torah en het Evangelie en de Qur’an. En wie is getrouwer aan zijn belofte, dan Allah? – verheugt je dan in de transactie, die jullie met hem hebben gesloten; en dat is de grote zegepraal.

In surah al-Hujurat geeft Allah (subhanahu wa ta’ala) het onderscheid tussen de mo’minien en de muslimien:

[14] de bewoners der woestijn (bedoeïen) zeggen: “wij geloven.” zeg: “jullie hebben nog niet gelooft, maar zegt liever: wij hebben ons onderworpen; en het geloof is jullie harten nog niet binnengedrongen. Maar indien jullie Allah en zijn boodschapper gehoorzamen, zal hij van jullie goede daden niets afnemen.” voorzeker! Allah is vergevensgezind, genadevol.

In surah al-Hujurat geeft Allah (subhanahu wa ta’ala) een definitie van de ware gelovigen.

[15] de ware gelovigen zijn slechts degenen, die in Allah en zijn boodschapper geloven en daarna niet twijfelen, en zij strijden met hun bezittingen en persoon voor de zaak van Allah. Zij zijn de waarachtigen.

Hadieth:

Vreemd is de zaak van de gelovige. Zijn hele zaak is goed, en dat is voor niemand anders dan voor de gelovige; als hij wordt bezocht door geluk, is hij dankbaar, en dat is goed voor hem; en als hij wordt getroffen door tegenspoed, is hij geduldig, en dat is goed voor hem.

[hadieth Sahieh, overgeleverd door Suhaib bin Sinan, vanuit  Sahih Muslim]

Moge Allah ons deelachtig maken van het eeuwig paradijs, zodat wij het eeuwige geluk mogen proeven, ameen!

Moge Allah onze broeders en zusters in Gaza, in Rafah en overal ter wereld die in marteling en ellende verkeren, compenseren met algehele vergiffenis en shahadah. Alsook iedere gelovige die geduldig heeft volgehouden in deze wereld omwille van Allah (subhanahu wa ta’ala).

Ameen – yaa rabbal-aalemien!