Het paradijs, haar zegeningen en wat er dichtbij ligt.
Alle lof zij Allah (subhanahu wa ta’ala), de heer der werelden; wij prijzen hem en smeken zijn hulp en vergiffenis; wij geloven in hem en stellen geheel onze vertrouwen op hem; wij smeken Allah’s bescherming tegen het kwaad in ons zelf en de kwade gevolgen van onze daden. Wie Allah recht leidt kan door niemand misleid worden en wie hij laat om te dwalen kan door niemand geleid worden.
Ik getuig dat er geen ander god is behalve Allah (subhanahu wa ta’ala); Hij is enig zonder genoten; er is geen gelijk aan Hem; geen gelijkenis van Hem; geen zoon heeft Hij en er is niets dat op Hem lijkt. En ik getuig dat onze leider, onze profeet, Muhammad Mustafa (salallahu alayhi wa salam) de knecht is van Allah en zijn ware boodschapper. Hij was gezonden naar de gehele mensheid (in het bijzonder) en naar de gehele schepping (in het algemeen), als aankondiger van een blijde boodschap en als waarschuwer alvoor de dag des oordeels.
Wie gehoorzaam is aan de boodschapper van Allah, is reeds gehoorzaam aan Allah, en wie opstandig en ongehoorzaam is aan Allah en zijn boodschapper doet niemand kwaad dan zichzelve, en kan Allah niet eens in het geringste kwaad doen.
Moge de vrede, zegeningen en salutaties van Allah met hem zijn. En met zijn vrome en pure nakomelingen en zijn schitterende metgezellen. En allen die in hun voetsporen volgen in al het goede tot op de laatste dag; en veel meer salutaties hierna. (ammaa ba’d):
O dienaren van Allah (subhanahu wa ta’ala)! Vreest Allah en wees voorzichtig met uw plicht jegens Allah; jegens zijn geboden en verboden; en ik adviseer jullie en mezelf om godvrezend te zijn jegens Allah – de heer van macht en majesteit; want voorwaar! Allah heeft bepaalde zaken bevolen, doe ze dan; en hij heeft bepaalde zaken verboden, laat ze dan.
En Allah (subhanahu wa ta’ala) heeft gesproken in zijn eeuwige woord, de glorieuze Qur’an, in surah al-Baqarah, vers 281:
[281] En vreest de dag, waarop gij tot Allah zult worden teruggebracht; dan zal aan elk een ten volle worden betaald hetgeen hij/zij heeft verdiend; en onrecht zal hen niet worden aangedaan.
Broeders en zusters in islam!
Wie de eeuwige zaligheid van het paradijs wil hebben, moet “taqwa” (vroomheid) betrachten door het verrichten van zijn verplichtingen en het nalaten van haraam dingen.
En wat valt onder verplichtingen, is het leren en bestuderen van de “deen” (het islamitische leefsysteem). Dus niet alleen de islamitische godsdienst!
Zo lezen we dus in de sahieh (hadieth collectie) van ibn Djinnaan, afgeleid van de hadieth van Abu Hurairah (radi allahu anhu), dat hij zei: “o boodschapper van Allah, wijs mij een handeling, welke als ik dat doe, ga ik zeker naar het paradijs!
De profeet (saws) antwoordde: “voedt de mensen, onderhoudt familiebanden en bidt in de nacht terwijl de mensen slapen; je betreedt het paradijs in veiligheid.”
En de uitleg van deze hadieth is dat wie deze dingen doet, het paradijs zal betreden zonder bestraffing (in de hel). En de basis hiervoor en de beste handeling is het geloof in Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn boodschapper. En dat is ook de voorwaarde voor de acceptatie van goede daden en entree in het paradijs.
Het paradijs is voor gelovigen gecreëerd door Allah (subhanahu wa ta’ala). Het is van dien aard, dat we als mens niet kunnen voorstellen – in een correct beeld – wat het in werkelijkheid zal zijn. Wat Allah in de Qur’an heeft gegeven en de profeet heeft beschreven zijn alleen maar schetsbeelden van de realiteit van het paradijs.
Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt in surah as-Sajdah, vers 17 tot 19:
[17] Dus niemand weet wat voor hen verborgen ligt van “de koelte van hun ogen” – een beloning voor wat ze plachten te doen.
[18] Is degene die gelovig is gelijk degene die goddeloos is; ze zijn onvergelijkbaar.
[19] Wat betreft degenen die geloven en goede daden deden; voor hen zijn de tuinen van eeuwigheid; een welkom voor wat ze plachten te doen.
En in de hadieth zegt de profeet (salallahu alayhi wa salam):
“Het paradijs is dat wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, en is nooit in de verbeelding van een mens geweest.”
He paradijs is een verblijfplaats van vrede, genot en geluk. Allah (subhanahu wa ta’ala) bereidde het voor de moslims/gelovigen. Daarin zijn er rivieren van fris helder water, van zuivere honing, van melk en niet-bedwelmende wijn, welke anders is dan de wijn van deze wereld. En andere eeuwige geneugten.
Al de beschrijvingen in de Qur’an en hadieth zijn er, om ons een idee te geven van de grotere realiteit dat ons te wachten staat. En het is niet zoals de leugenachtige reclame’s die we in deze wereld gewend zijn. De belofte van Allah is waar en waarachtig, maar is nog beter dan wat beschreven is door Allah en zijn boodschapper (salallahu alayhi wa salam).
Dus, het waar dat het paradijs voor eeuwig zal zijn. Het is waar dat de mensen jong zullen zijn als wat lijkt op ongeveer 30-35 jaar. Er is geen jaartelling in djannah. Daar heb je geen zon en maan, seizoenen of koude winter.
Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt in surah Insaan/Dahr, vers 13:
[13] Daarin achterover leunende op verheven sofa’s. Daarin zien ze geen zon, nog ijzige koude.
En de profeet (salallahu alayhi wa salam) zei ook:
“de mensen van het paradijs eten en drinken daarin, voor puur genot, niet vanwege honger of dorst; een blijvend genot, zonder einde en wordt niet afgebroken.”
Eén van de zegeningen van het paradijs voor de dienaren van Allah is dat ze “niet spugen“. Dat wil zeggen dat ze niet uitspugen wat er in de mond komt;. En ze hoeven geen wc voor urine of ontlasting. En er is geen slijm dat uit hun neuzen komt. Dat betekent dat ze niets hebben van de viezigheid van deze wereld als gevolg van eten en drinken.
En Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt in surah al-A’raf, vers 43:
[43] En wij zullen alle wrok verwijderen uit hun harten, terwijl rivieren onder hen stromen, en zij zeggen: alle lof zij Allah, die ons hiertoe geleid heeft, en wij waren niet in staat ons zelf te leiden ware het niet dat Allah ons geleid heeft; voorzeker! De boodschappers van onze heer hebben de waarheid gebracht (verkondigd); en het wordt hen aangekondigd (te zeggen): dit is het paradijs wat jullie mochten erven vanwege wat jullie plachten te doen.
En de profeet (salallahu alayhi wa salam) heeft gezegd:
“Allah de almachtige zal zeggen tegen de lieden van het paradijs: o lieden van het paradijs!
En zij zullen zeggen: “hier zijn wij, onze heer en het geluk is bij U, en het goede is algeheel in Uw handen.
Hij (Allah) zal zeggen: zijn jullie tevreden?
Zij zullen zeggen: o onze heer, hoe kunnen wij niet tevreden zijn terwijl u ons dat gegeven heeft wat U geen van uw schepselen gegeven heeft?
Dan zal Hij (Allah) zeggen: “zal ik jullie iets beters geven dan dat?”
en zij zullen zeggen: “o onze heer, en welk ding is beter dan dat?.”
Dan zal Hij (Allah) zeggen: “ik maak mijn welbehagen halal voor jullie, zodat ik nooit meer boos op jullie zal zijn.”
(overgeleverd door al-Bukhari).
En Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt in surah Rum, vers 6-7:
[6] (dit is) Allah’s belofte; Allah breekt zijn belofte niet, maar de meeste mensen weten dit niet;
[7] zij weten alleen de schijn van het wereldse leven, en zij zijn achteloos over het hiernamaals.
Moge Allah ons deelachtig maken van het eeuwig paradijs zodat wij het eeuwig geluk mogen proeven, ameen!
Moge Allah onze broeders en zusters in Gaza, in Rafah en overal ter wereld die in marteling en ellende verkeren, compenseren met algehele vergiffenis en shahadah. Alsook iedere gelovige die geduldig heeft volgehouden in deze wereld omwille van Allah (subhanahu wa ta’ala).
Ameen – yaa rabbal-aalemien!